Inkomensafhankelijke boete
Door: Wessel Gunnewegh
Website Autobahn berichtte gisteren over een onlangs in Groot-Brittannië ingevoerde wet om de hoogte van de boete voor een snelheidsovertreding inkomensafhankelijk te maken. Die wet komt er -kort samengevat- op neer dat een snelheidsovertreding wordt bestraft met een boete die gelijk staat aan een bepaald percentage van het wekelijks inkomen. Een boete kan bijvoorbeeld gelijk staan aan 75% van het wekelijks inkomen. Iemand die dus 200 pond per week verdient moet dan dus 150 pond betalen. Maar iemand die 1.000 pond per week verdient zou 750 pond moeten betalen.
Aan het panel van Autobahn werd gevraagd of zij invoering van eenzelfde soort wet in Nederland zien zitten. In meerderheid stemde het panel tegen het plan. De argumenten die daarvoor werden aangevoerd waren de volgende:
– 1. het plan impliceert ongelijke straffen voor eenzelfde vergrijp;
– 2. deze boetes hebben niets met verkeersveiligheid te maken. Het is gewoon ordinair graaien wat de overheid doet;
– 3. het inkomenscriterium is arbitrair.
In een groot aantal landen in Europa zijn boetes al inkomensafhankelijk. In Nederland is de hoogte van de boete meestal een vast bedrag. Zou Nederland de boetes ook inkomensafhankelijk moeten maken? Laat ik eens met een strafrechtelijke blik naar een dergelijk wetsvoorstel kijken.
Doelen van het strafrecht
Het strafrecht kent verschillende doelen. Een aantal van die doelen zijn:
– vergelding
– speciale preventie
– generale preventie
– voorkomen van eigen richting
Vergelding
Onder vergelding wordt -simpel gezegd- verstaan het toevoegen van leed aan de dader, omdat hij zelf kwaad heeft gedaan. Wie iets heeft gepikt krijgt dus een straf, omdat hij een ander kwaad heeft aangedaan. Datzelfde geldt ook voor verkeersovertreders. Die worden gestraft, omdat zij de verkeersveiligheid in gevaar hebben gebracht.
Speciale en generale preventie
Wie op school een propje naar het hoofd van de schoolmeester gooide moest voor straf nablijven of strafregels schrijven. Erg onplezierig en daarom liet diegene het meestal wel uit zijn hoofd om nog eens een propje naar het hoofd van de meester te gooien. Dit heet speciale preventie: een gestrafte die de onplezierige consequenties van zijn daad ervaart, hetgeen hem afschrikt om nogmaals de fout in te gaan. Bijkomend voordeel was dat de klasgenoten van de dader getuige waren van het feit dat de dader moest nablijven of strafregels moest schrijven. Voor hen werd dan ook meteen duidelijk dat de schoolmeester dergelijk gedrag niet zou accepteren en zou bestraffen. Ook zij lieten het daarom wel uit hun hoofd om een propje naar de meester te gooien. Zie hier het beginsel van de generale preventie. Niet alleen de dader, maar de maatschappij als geheel wordt afgeschrikt om de regels te overtreden.
De ideeën van speciale en generale preventie gelden uiteraard ook voor verkeersboetes. Wie eenmaal bij een trajectcontrole op de snelweg is geflitst laat het in de toekomst wel uit zijn hoofd om daar nog eens te hard te rijden. Maar ook vertelt hij anderen over zijn boete om hen te waarschuwen voor de consequenties van te hard rijden. Bijkomend gevolg is dat ook anderen zich aan de snelheid gaan houden om een boete te vermijden. Uiteindelijk houdt -zo is althans de gedachte- iedereen zich aan de snelheid en neemt de verkeersveiligheid op die weg toe.
Voorkomen van eigenrichting
In 2013 werden we opgeschrikt door een vechtpartij in een zittingszaal van een rechtbank. Een verdachte werd ervan beschuldigd te hard en onvoorzichtig of zelfs roekeloos te hebben gereden en vervolgens een verkeersongeluk te hebben veroorzaakt waarbij tragisch genoeg een kind om het leven was gekomen. Toen de officier van justitie voor dit vergrijp slechts een werkstraf eiste sloeg de vlam in de pan. Enkele nabestaanden vonden een dergelijke straf te licht en belaagden de verdachte.
Dit is een voorbeeld van wat er kan gebeuren wanneer iemand ongestraft of onvoldoende zwaar bestraft ergens mee weg (lijkt) te komen. Teleurgestelde slachtoffers kunnen dan kiezen voor eigenrichting. Om dit te voorkomen zal een straf dus voldoende recht moeten doen aan het leed dat aan slachtoffers is toegebracht.
Een fictieve casus
Laat ik de hiervoor genoemde doelen van het strafrecht eens toepassen op een door mij verzonnen casus. Deze casus is als volgt.
Ergens in een polder ligt een 5 kilometer lange landweg. Op deze landweg mag men maximaal 60 km/h rijden. Langs de weg liggen diverse huizen en elke ochtend gaan de mensen die langs deze weg wonen op de fiets over die weg naar een dorp in de buurt om daar naar school te gaan, te werken of boodschappen te doen. Aan het eind van de landweg woont een rijke beurshandelaar. Hij verdient elke maand € 100.000,- op de beurs. Tijd is geld voor deze man en omdat hij ‘s morgens vaak laat van huis gaat, maar wel op tijd voor de beursopening om 09.00 uur aanwezig wilt zijn rijdt hij elke ochtend met 80 km/h per uur over deze landweg. De overige bewoners zijn er uiteraard niet blij mee dat hij met deze snelheid over de landweg -waarop zich dus ook nog vele fietsers bevinden- racet, want dit heeft al meermalen gevaarlijke situaties veroorzaakt. Na maanden van klagen door de bewoners van de landweg besluit de overheid om dan maar een trajectcontrole op de landweg in te voeren in de hoop dat de gebruikers van de weg zich dan aan de maximumsnelheid van 60 km/h gaan houden. Maar helaas. Na vier weken controle en 20 boetes van € 141,00 per stuk blijkt de beurshandelaar zijn gedrag niet te hebben veranderd en gebruikt hij de landweg nog steeds als een racebaan.
Hebben de doelen van het strafrecht gewerkt?
Hebben de doelen van het strafrecht gewerkt? Laat ik allereerst eens kijken naar de speciale preventie. Het blijkt dat de beurshandelaar zijn gedrag niet heeft aangepast, ondanks dat hij voor € 2.820,00 aan boetes heeft ontvangen. Waarom heeft hij zijn gedrag niet aangepast? Omdat voor deze man tijd belangrijker is dan geld en een totale boete van € 2.820,00 weliswaar veel geld is, maar uiteindelijk nog geen 3% van zijn inkomsten. Het beperkte leed dat hem is toegevoegd weegt voor de man niet op tegen de tijdswinst, waardoor hij elke morgen toch nog net op tijd aanwezig was.
De generale preventie zal waarschijnlijk wel zijn werk grotendeels hebben gedaan. De overige gebruikers van de weg zullen zich, om boetes te voorkomen, ongetwijfeld wel aan de maximumsnelheid hebben gehouden. Echter, een collega van de beurshandelaar, die op diens advies onlangs het leegstaande pand tegenover dat van de beurshandelaar heeft gekocht en ook elke ochtend van de weg gebruikt maakt, blijkt zich evenmin iets aan te trekken van de geldende maximumsnelheid. We zien nu dat ongelijkheid ontstaat tussen enerzijds mensen die de boetes makkelijk kunnen betalen en anderzijds mensen die de boetes niet kunnen betalen.
Een ander belangrijk doel is vergelding. In dit geval heeft de overheid financieel leed – in de vorm van een boete van in totaal € 2.820,00 – toegebracht aan de beurshandelaar als vergelding voor zijn rijgedrag. De beurshandelaar zal dit echter nauwelijks als leed ervaren, de totale boete behelst nog geen 3 procent van zijn inkomen. Misschien lacht hij de overige bewoners zelfs wel uit, omdat hij deze boete makkelijk kan betalen.
Ten einde raad besluiten de overige bewoners, nu de beurshandelaar zijn gedrag niet aanpast, maar het recht in eigen hand te nemen. Op een nacht gaan een paar bewoners, gekleed in zwarte kleding en met een bivakmuts op hun hoofd naar de woning van de beurshandelaar. Daar aangekomen forceren zij de deur van de garage waar de peperdure bolide van de beurshandelaar geparkeerd staat. De buurtbewoners besluiten te doen wat er voor zorgt dat de beurshandelaar de volgende dag niet meer over de landweg zal racen: ze halen de banden onder de auto vandaan. Terwijl een paar buurtbewoners de banden onder de auto vandaan halen kunnen een paar andere buurtbewoners zich niet meer beheersen. Getergd als zij zijn slaan ze de spiegels van de auto, breken alle ruiten, bekrassen de auto en scheuren de bekleding van de stoelen open. Tussen de beurshandelaar en zijn buurtbewoners is het nooit meer goed gekomen.
Conclusie
In de hierboven genoemde casus heb ik (bewust) sterk overdreven. Maar het toont wel aan dat er een punt bestaat waarop een niet-inkomensafhankelijke boete vrijwel geen enkel strafrechtelijk doel meer dient. Dat is kwalijk, want hierdoor blijft ongewenst gedrag – in dit geval gevaarlijk rijgedrag – bestaan.
Een veel gehoorde klacht is dat verkeersboetes niet meer zijn dan een ordinair graaien van de overheid om de schatkist wat aan te vullen. Wanneer verkeersboetes, zoals bijvoorbeeld in mijn fictieve casus, vrijwel geen enkel strafrechtelijk doel meer dient worden die boetes inderdaad niets meer dan een middel om de schatkist te vullen. Het vertrouwen in de overheid zal dan ook afnemen.
Wat is de oplossing?
In de fictieve casus zagen we dat een niet-inkomensafhankelijke boete geen prikkel vormde voor de beurshandelaar om zijn rijgedrag aan te passen. Daarmee is er sprake van een probleem dat oplossing behoeft. Deze oplossing zou gelegen kunnen zijn in het hanteren van verschillende soorten straffen of in inkomensafhankelijke boetes.
Hanteren verschillende soorten straffen
Een vrijheidsstraf (een werkstraf of gevangenisstraf) zou de beurshandelaar ongetwijfeld flink beletten in zijn beschikbare tijd om geld te verdienen en/of zijn schaarse vrije tijd waarin hij leuke dingen kan doen. Het riskeren van een vrijheidsstraf zou dan waarschijnlijk in dit geval een voldoende prikkel zijn om zijn rijgedrag wel te veranderen.
Echter, het hoeft geen betoog dat het bestraffen van dezelfde verkeersovertreding met voor de één een geldboete en de ander een werkstraf of gevangenisstraf een volstrekt ongewenste situatie vormt, omdat er niet met dezelfde modaliteit wordt bestraft. Daarnaast komt dan ook de vraag op hoeveel vrijheidsstraf voor de één gelijk staat aan welke geldboete voor de ander.
Inkomensafhankelijke boete
Bij een inkomensafhankelijke boete wordt er niet gewerkt met verschillende strafmodaliteiten. Elke overtreder krijgt een boete, alleen de hoogte daarvan varieert.
In mijn fictieve casus zou een geldboete van € 141,00 voor iemand met een modaal salaris een geldboete van ongeveer € 7.000,00 betekenen voor iemand met het salaris van de beurshandelaar. Waarschijnlijk zou een dergelijk hoge boete meer dan voldoende prikkel vormen voor de beurshandelaar om zijn rijgedrag aan te passen, omdat ook de beurshandelaar, zou hij zijn gedrag voortzetten, op den duur de boetes niet meer zou kunnen betalen. Hiermee wordt het doel speciale preventie gediend. Bovendien wordt tegelijkertijd de norm – in dit geval maximaal 60 km/h rijden over de landweg – bevestigd. Iedereen, ook de beurshandelaar, zal zich voortaan aan de snelheid houden, waardoor de veiligheid op de weg toeneemt. Hiermee wordt het doel generale preventie gediend.
Maar een enkele boete zal de beurshandelaar ook flink pijn doen in zijn portemonnee. In de situatie van niet-inkomensafhankelijke geldboetes kostten 20 overtredingen hem ‘slechts’ € 2.820,00. Bij een inkomensafhankelijke boete is hij ruim € 7.000,00 kwijt voor één enkele overtreding. De beurshandelaar zal dit als leed ervaren voor het door hem aangerichte kwaad (zijn rijgedrag). Daarmee wordt het doel vergelding gediend.
Tenslotte zullen de overige bewoners van de landweg niet uit zijn op wraak, omdat de beurshandelaar zich uit zichzelf genoodzaakt zal zien om zijn gedrag aan te passen. Hiermee wordt ook eigenrichting voorkomen.
Hoewel ik in mijn fictieve casus heb overdreven laat het systeem van een inkomensafhankelijke boete wel zien dat een dergelijk systeem de doelen van het strafrecht kan dienen, terwijl dat bij een niet-inkomensafhankelijke boete niet altijd het geval zal zijn.
Kritiek van het panel van Autobahn
Zoals gezegd is het panel van Autobahn in meerderheid tegen een systeem van inkomensafhankelijke boetes. De argumenten die daarvoor werden aangevoerd waren de volgende:
– 1. het plan impliceert ongelijke straffen voor eenzelfde vergrijp;
– 2. deze boetes hebben niets met verkeersveiligheid te maken. Het is gewoon ordinair graaien wat de overheid doet;
– 3. het inkomenscriterium is arbitrair.
Ad 1
Het klopt dat het plan ongelijke straffen impliceert voor eenzelfde vergrijp. Waar de een misschien € 100,00 moet betalen voor een snelheidsovertreding zal de ander € 200,00 moeten betalen. Een beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt wat mij betreft niet, omdat er geen sprake is van gelijke gevallen. De ene overtreder heeft namelijk meer geld in zijn portemonnee zitten dan de ander. Een systeem met inkomenafhankelijke boetes zorgt er juist voor dat de mate van vergelding door iedereen als even zwaar zal worden ervaren.
Daarnaast betaalt iedereen in Nederland ook niet precies evenveel belasting. Het is niet zo dat elke Nederlander een vast bedrag van bijvoorbeeld € 10.000,00 aan belasting betaalt. Integendeel. De te betalen belasting wordt juist – net als bij inkomensafhankelijke boetes – berekend als percentage van het inkomen (om dan nog maar te zwijgen over de progressieve belastingtarieven).
Ad 2
Het standpunt dat de boetes niets met verkeersveiligheid te maken hebben deel ik niet. Juist door een systeem van inkomensafhankelijke boetes zal iedereen dezelfde prikkel ervaren om bepaald gedrag niet meer te vertonen. Bij niet-inkomensafhankelijke boetes zullen sommigen deze prikkel niet of minder sterk ervaren, waardoor zij minder snel geneigd zijn hun gedrag aan te passen. Inkomensafhankelijke boetes verhogen dus juist de verkeersveiligheid.
Daarnaast denk ik niet dat er sprake hoeft te zijn van ordinair graaien. Waar de boete voor 20 km/h te hard rijden op een landweg nu voor iedereen € 141,00 bedraagt, zou deze boete voor lage inkomens omlaag kunnen en voor hoge inkomens iets omhoog. Per saldo zou de overheid dan geen extra inkomen uit boetes genieten, zodat van ‘ordinair graaien’ geen sprake is. Daarnaast zou het zelfs zo kunnen zijn dat de overheid minder inkomsten zal genieten uit boetes, omdat in het systeem van inkomensafhankelijke boetes meer mensen geprikkeld zullen worden zich naar de norm te gedragen, zodat uiteindelijk minder boetes hoeven te worden uitgedeeld.
Ad 3
Het panel noemt het inkomenscriterium arbitrair. Als voorbeeld noemt het panel het geval waarin zowel een bankier als een junk gestraft moeten worden voor een moord. In de ogen van het panel zou de bankier dan eerder vrij moeten komen, omdat hij meer capaciteit heeft om (belastinggeld) bij te dragen aan de junk.
Los van het feit dat de vergelijking natuurlijk volledig mank gaat ziet het panel wat mij betreft iets over het hoofd. De overheid heeft namelijk besloten dat verkeersovertredingen worden bestraft met een geldboete. Omdat de overheid er voor kiest iemand voor een verkeersovertreding altijd in de portemonnee te raken is het dus juist niet arbitrair om naar het inkomenscriterium te kijken.
Pakkans
In theorie zou het opleggen van straffen er toe moeten leiden dat er (bijna) nooit meer strafbaar gedrag wordt vertoond, omdat de consequentie dan is dat de overheid de dader leed zal toevoegen. Toch bestaat er in Nederland nog genoeg criminaliteit en worden jaarlijks miljoenen verkeersboetes uitgedeeld.
In mijn fictieve casus heb ik gekozen voor een trajectcontrole. Dat heb ik niet zomaar gedaan. Bij een trajectcontrole wordt elke automobilist aan het begin en aan het einde van het traject geregistreerd. Wie (gemiddeld genomen) te hard heeft gereden krijgt een boete thuisgestuurd. De pakkans is in dit geval vrijwel 100%. Voor automobilisten is er dan een duidelijke keuze: of je aan de snelheid houden of een boete krijgen.
Voor veruit de meeste overtredingen of misdrijven geldt dat de pakkans nooit 100% is. Sterker nog, soms is die juist heel laag. Iedereen doet wel eens iets in het verkeer wat niet mag, omdat hij weet dat de kans dat nou net de politie achter hem rijdt wel bijzonder klein is. En velen rijden vaak bewust iets te hard, omdat zij er van uitgaan dat moderne communicatiemiddelen hen tijdig zullen waarschuwen voor flitspalen. Hierdoor is er ruimte voor berekenend gedrag en het nemen van risico’s. Omdat mensen (denken) met een overtreding weg (te kunnen) komen zullen zij bepaald ongewenst gedrag toch gaan vertonen. Algemeen geaccepteerd uitgangspunt is, dat hogere straffen daar niet tegen helpen. In landen waar zelfs de zwaarst mogelijke straf – de doodstraf – staat op bepaalde delicten worden die delicten nog steeds gepleegd. Sterker nog, in die landen ligt het criminaliteitscijfer ook niet lager dan in een landen zonder die straf. Mensen blijven bepaald gedrag vertonen zo lang zij denken dat de kans dat zij er mee weg komen voldoende groot is. Het doel van speciale en uiteindelijk ook generale preventie wordt in dat geval – ook bij de invoering van een systeem van inkomensafhankelijke boetes – niet of onvoldoende gediend, omdat mensen bepaald gedrag blijven vertonen. Het invoeren van een inkomensafhankelijk boetesysteem zal dan niet of nauwelijks bijdragen aan het vergroten van de verkeersveiligheid. Het is daarom ook van essentieel belang dat de overheid manieren vindt om de pakkans te vergroten. Het invoeren van trajectcontroles heeft daarin enigszins voorzien.
Overigens blijf ik, ook als de pakkans niet kan worden vergroot, voorstander van een inkomensafhankelijke boetesysteem, omdat in dit systeem de vergelding, een zeer belangrijk strafdoel, door iedereen even zwaar ervaren zal worden.
Voetnoten
|